De moeizame aankomst van The Iron Nurse
en de andere Laro's binnen de NL krijgsmacht
Voor de vervanging van de Munga en de Nekaf waren in het begin van de jaren zeventig drie kandidaten in de race: de Amerikaanse CJ6 jeep, de Japanse Toyota Landcruiser en de Britse Land Rover. De Amerikaanse jeep viel al snel af omdat deze te duur was en het vrijwel onmogelijk was modificaties doorgevoerd te krijgen. De Toyota was technisch en mechanisch het beste voertuig uit de tests. Maar omdat Japan geen NAVO-partner was, geografisch ongunstig lag in verband met bevoorrading (zeker in oorlogstijd), en uit het Verre Oosten weinig tegenorders te verwachten waren, koos de Nederlandse politiek uiteindelijk voor de Land Rover. Dit door en door beproefde voertuig was volledig inpasbaar in het bestaande onderhoudssysteem. Bovendien zou gedeeltelijke assemblage in Nederland plaatsvinden en waren andersoortige tegenorders te verwachten. Er werden drie typen aangeschaft: de korte 88 inch Algemene Dienst, de lange 109 inch (in verschillende uitvoeringen) en de 109 inch Gewondentransport (GWT).In de wandelgangen van de KL "Zau" genaamd. Deze 'inch' aanduiding heeft betrekking op de wielbasis, de afstand tussen de assen (1 inch 2,54 cm).
Al snel na de invoering in 1977, kreeg de Land Rover een slechte reputatie. Over de oorzaken van de problemen die de Koninklijke landmacht (KL) had met de Land Rover zijn de meningen verdeeld geweest. Tegenwoordig is men het er wel over eens dat de 'Laro' geen slecht voertuig was, maar dat de vele modificaties de oorzaak waren van de grote technische problemen die de KL bij het gebruik ondervond. Zo wilde de landmacht (LM) uit logistieke overwegingen met Nekaf banden op Land Rovers kunnen rijden. De bandenmaat van de Nekaf week evenwel af van die van de Laro, met als gevolg dat draaiing van de steekassen (tordering) optrad.
De Land Rover was van oorsprong een voertuig met een benzinemotor, maar de NAVO schakelde over op diesel in de periode dat de aankoop van de Laro speelde. Daarom achtte de landmacht het noodzakelijk dat ook dit nieuwe lichte wielvoertuig met een dieselmotor werd uitgerust. Als belangrijkste modificatie geldt dan ook de vervanging van benzinemotoren door dieselmotoren, op de Land Rovers van de landmacht. Dit kon echter nauwelijks meer een modificatie (detailverandering die het principe onaangetast laat) genoemd worden.
British-Leyland verving aldus de benzine- door een dieselmotor. De problemen, in met name de aandrijving, worden hieraan toegeschreven. De British Army bleef, ondanks het 'dieselbeleid' van de NAVO, toch met benzinemotoren rijden. Zo ook de Koninklijke marine die, vanwege de nauwe samenwerking met de Royal Navy, met eenzelfde uitvoering reed. Hierdoor had de marine aanzienlijk minder problemen dan de landmacht met de dieseluitvoering. Vanaf 1980 schafte de Koninklijke marine overigens nieuwe typen Land Rovers, met verbeterde dieselmotoren, aan. De afwijkende bandenmaat en motor zijn de belangrijkste oorzaken van de problemen geweest met de Land Rover bij de KL. Er is veel discussie geweest tussen producent en afnemer over de vraag wie debet was aan de problemen. De KL viel te verwijten dat er teveel veranderingen moesten worden aangebracht, British-Leyland dat zij niet in staat is gebleken alle modificaties uit te voeren zonder kwaliteitsverlies.
Bovenstaande is geschreven naar aanleiding van een tentoonstelling ”Van Jeep tot Mercedes” in het
Legermuseum te Delft in 1997. Dit verhaal is met nog vele andere verhalen over de 4x4 lichte terreinvoertuigen binnen de KL gebundeld in een uniek boekwerk/catalogus die verschenen is ten tijde van deze tenstoonstelling. Wie
dit boekwerk tegenkomt, moet niet aarzelen, maar gewoon kopen. Want ze zijn zeldzaam voor de verzamelaar! (ISBN-90-6116-007-3)